1.   cureren ww. 'genezen'
categorie:
leenwoord
Mnl. dat men ... cureren zal hur verdriet 'dat men hun verdriet/probleem genezen/verhelpen zal' [1339; MNW-R], Dits van sweringen in die oren ende hoe mense cureren sal 'Over zweren in de oren en hoe men die genezen moet' [1351; MNW-P]; vnnl. cureren 'genezen' [1515; WNT wetendheid], 'verzorgen, genezen' [1650; Hofman].
Ontleend aan Oudfrans curer 'genezen' [1220; Rey], eerder al 'verplegen, verzorgen' [1160; Rey] (Nieuwfrans alleen nog 'schoonmaken', zie curettage) < Latijn cūrāre 'verzorgen, genezen, verplegen', afleiding van het zn. cūra 'zorg', zie kuur.


  naar boven