|
1. |
konfijten ww. 'in suiker inleggen' categorie: leenwoord Mnl. gheconfijt 'ingemaakt' in van alrande anderen crude, hetsi gheconfijt jof ongheconfijt 'van allerlei andere kruiden, al dan niet ingemaakt' [1340; MNW cubebe], amandelen gheconfijt 'gekonfijte amandelen' [1407-32; MNW pignaet]; vnnl. confijten 'verzoeten' [1562; WNT verzoeten I]. Als verl.deelw. ontleend aan Frans confit 'ingemaakt', het verl.deelw. van confire 'bereiden (van sauzen e.d.)' [ca. 1176; TLF], 'in suiker inleggen' [1226; TLF], ontwikkeld uit Latijn conficere 'vervaardigen', zie confectie. Zie ook het jongere leenwoord confituren. Fries: -
|
naar boven
|