1.   soes zn. 'gebakje'
categorie:
leenwoord
Nnl. Soesen hoe men die bakken zal [1746; Keukenmeid, 42], Soesen, of Choesen [1791; WNT].
Ontleend aan de meervoudsvorm choux van Frans chou 'gebak' [1549; Rey], een overdrachtelijke betekenis van chou 'kool', ouder chol [ca. 1175; Rey], ontwikkeld uit Latijn caulis 'stengel, kool', zie kool 1.
Fries: soes


  naar boven