1.   idem bw. 'hetzelfde'
categorie:
leenwoord
Mnl. idem 'als boven' [1343-46; MNW molenstege]; nnl. een idem (...) kasken 'eenzelfde kastje' [1781; WNT zaalstoel], idem dito 'precies hetzelfde' [1950; van Dale].
Uit Latijn īdem 'dezelfde', met compensatierekking ontwikkeld uit (mannelijk) *isdem, van onzekere verdere herkomst; wrsch. van is 'hij' of id 'het' met achtervoegsel -dem ter benadrukking, of van id met em 'ziedaar' < eme 'pak aan', gebiedende wijs van emere 'nemen', dat ook voorkomt in consumeren en exemplaar.
In het Nederlands verving dit woord gaandeweg het eerder ontleende item. Aanvankelijk werd het alleen in opsommingen gebruikt om herhaling van eenzelfde woord te voorkomen, tegenwoordig ook in lopende zinnen.


  naar boven