1.   droesem zn. 'bezinksel'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. droesene 'droesem' [1287; CG II, Nat.Bl.D]; vnnl. druyuen dye vele droesems maken 'druiven die veel bezinksel veroorzaken' [1562; Kil], het schuymsel ende den droessem van het volck van eender stadt 'het schuim en droesem van een stadsbevolking' [1562; Kil.], droessem 'bezinksel in wijn' [1573; Thes.], droes = droessem 'droesem van wijn' [1599; Kil.].
Mnd. drōs 'droesem'; ohd. truosana 'droesem'; oe. drōsne 'bezinksel'; < pgm. *drōsna- 'bezinksel'. De in NEW aangenomen vorm pgm. *drōhsna- lijkt onwrsch., omdat men dan in oe. en ohd. sporen van de -h- zou verwachten. De vraag is of men niet eerder naar verband met de wortel van droef in de betekenis 'troebel' moet zoeken, een betekenis die bijv. voorkomt in mnl. droefheit 'droesem' [1350-1400; MNHWS]; wrsch. gaat het dan om een vorm bij dezelfde wortel als drab, draf 2, dras.
Deze woorden zouden teruggaan op de wortel pie. *dherbh- 'troebel bezinksel' (IEW 251-2). Pgm. *drōhsna- zou moeten teruggaan op de wortel pie. *dhregh-. Beide wortels zijn niet erg betrouwbaar. Het gaat hier eerder om substraatwoorden.
In het Nederlands is in de late Middeleeuwen de -n van het achtervoegsel vervangen door -m, zoals dat ook bij bliksem is gebeurd.
Een verkorte vorm is droes, mnl. droes 'mul' [1375; Stall. I, 377], vnnl. droes = droessem 'droesem van wijn' [1599; Kil.].


  naar boven