1.   cachot zn. 'gevangenis'
categorie:
leenwoord
Vnnl. cachot 'kerker' [1698; WNT].
Ontleend aan Frans cachot 'gevangenis(cel)' [1627 of eerder; Rey], eerder al algemener 'schuilplaats' [1550; Rey], een afleiding van het werkwoord cacher 'verbergen', zie cachet.
Fries: kasjot


  naar boven