1.   cadans zn. 'ritme'
categorie:
leenwoord
Vnnl. cadens 'ritme, metriek (in poezie)' [1561; WNT vers I], cadans 'maat in de muziek' [1697; WNT]; nnl. cadances (mv.) 'ritmiek' [1709; WNT regel I], cadence "maat der beweginge in 't danssen" [1745; Meijer].
Hetzelfde woord als cadens. De vorm cadans is ontleend aan Frans cadence 'ritme' [16e eeuw; Rey], eerder al 'slot' [15e eeuw; Rey] < Italiaans cadenza 'val, slot', later ook 'cadens' < middeleeuws Latijn cadentia 'val' < Latijn cadēns, mv. cadentia, teg.deelw. van cadere 'vallen', zie kans. De vorm cadens is rechtstreeks ontleend aan het Italiaans, eventueel via Duits Kadenz [16e eeuw; Kluge].Tot in de 17e eeuw komt een enkele maal de variant cadentie voor, deze is rechtstreeks ontleend aan het Latijn.
De Vroegnieuwnederlandse vormen cadans en cadens werden eerst door elkaar gebruikt; vanaf de 17e eeuw krijgen ze ieder een eigen betekenis. De vorm cadentie verdwijnt, ook in de 17e eeuw.
Literatuur: Salverda de Grave 1906
Fries: kadâns


  naar boven