|
1.  |
sjalot zn. 'kleine ui' categorie: leenwoord, geoniem Nnl. chalotte 'kleine ui' in De Chalotten brengen voort smalle ajuynachtige bladeren, maer geen steel, bloemen, noch zaet [1682; Herbarius Nl.], Cellery, Porei, Ajuin, Chalotten 'selderie, prei, ui, sjalotten' [1714; WNT prei], dan ook sjalot in augurkjes, sjalotten [1901; WNT zuur II]. Ontleend aan Frans echalotte 'uitje' [ca. 1500; TLF], een variant van ouder échalogne [14e eeuw; TLF], nog ouder eschaluigne [ca. 1140; TLF], vulgair Latijn escalonia, klassiek Latijn (caepae) Ascalōniae '(uien) uit Ascalon', genoemd naar de stad Asjkelon, Ascalon in Palestina, gelegen aan de Middellandse Zee ten noorden van Gaza; in de vruchtbare omgeving werden onder andere deze kleine uitjes verbouwd. De uitjes waren al bij de Romeinen bekend, Plinius de Oudere noemt ze in zijn Naturalis Historia (77 na Chr.). Literatuur: Sanders 1995 Fries: selot, sjalot
|
naar boven
|