1.   smokkelen ww. 'illegaal binnenvoeren'
Vnnl. smockelen 'illegaal vervoeren' in De derde smockelt het en haelt het in ter sluyck 'de derde smokkelt het (bier) en brengt het stiekem naar binnen' [1615; iWNT], waar is het beste smockelbier inde stadt? [1617; iWNT].
Frequentatief bij mnl. smuken 'stiekem of gluiperig handelen' [14e eeuw; MNW] en de variant smuigen en smuiken 'stiekem of gluiperig handelen', zie besmuikt.
Nnd. smukkeln, smuggeln 'smokkelen'; nfri. smokkelje. Nhd. schmuggeln 'id.' en ne. smuggle 'id.' zijn al dan niet via het Nederduits ontleend aan het Nederlands.
Fries: smokkelje


  naar boven