1.   februari zn. 'tweede maand van het jaar'
categorie:
leenwoord
Mnl. in laumaent of in febriere 'in januari of februari' [1287; CG II, Nat.Bl.D].
Ontleend aan de Latijnse maandnaam februārius, een gesubstantiveerd bn. uit mēnsis februārius 'reinigingsmaand' en afgeleid van het bn. februus 'reinigend (in religieuze zin)' en/of het zn. februa 'reiniging(smiddelen)'. De verdere herkomst van deze woorden is niet erg duidelijk; er is wellicht verband met Latijn febris 'koorts', bij fovēre 'warmen', verwant met dag.
Reeds de Babyloniërs hadden een jaar van twaalf maanden, waaraan zij nu en dan een dertiende toevoegden om de kalender gelijk te houden met de seizoenen. Bij de Romeinen telde het jaar oorspronkelijk tien maanden, januari en februari ontbraken (vandaar nog de Latijnse telwoorden voor zeven tot en met tien in de maandnamen vanaf de huidige negende maand september). Het jaar werd gevolgd door een onbenoemde winterperiode. In de 7e eeuw v. Chr. werd deze periode toebedeeld aan de maandnamen januari en februari. Februari was als laatste maand het moment dat eventuele schrikkeldagen aan het jaar werden toegevoegd (ingevoerd onder het bewind van Julius Caesar (60-44 v. Chr.)); het was ook de tijd voor de eindejaarsreinigingsoffers, waarop de Latijnse maandnaam dus berust. Zo schreef Augustinus: sacrum purgatorium, quod vocant Febru(u)m, unde mensis nomen accepit 'de heilige reiniging, die ze Febru(u)m noemen, waaraan de maand zijn naam dankt' (De civitate dei 7, 7).
In het Vroegnieuwnederlands was de gewone vorm Februario, dat meestal voorkwam in de verbogen vormen Februarii (Februarij, February) en Februario, dus op Latijnse wijze. Voor de Nederlandse ontwikkeling tot februari, zie januari.
In het Nederlands bestond een oudere naam: sprokkelmaand, een naam die via metathese (sprokkel < sporkel) en volksetymologische associatie met sprokkelen teruggaat op Latijn spurcālia, een aanduiding voor de feesten die in die maand werden gevierd, van spurcus 'onzedelijk, smerig'. De kerk noemde de maand zo vanwege de onzedelijke feesten die erin vielen. Een oude attestatie is te vinden in mnl. Svriendaghes vor vastenauont. jn sporcle 'op vrijdag voor vastenavond in februari (12 februari 1284)' [1284; CG I, 310]. Later werd onder invloed van de Latijnse kanselarijstijl februari steeds gebruikelijker. Het Fries heeft in febrewaris de Latijnse uitgang nog bewaard.
Literatuur: Frings 1966, 108-113
Fries: febrewaris, febrewaarje


  naar boven