1.   aal 2 zn. 'bier'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. in de samenstelling alebrouwere 'aal-, bierbrouwer' en in de persoonsnaam Johannes Alebrouwere [1280, Ieper; Beele 1975], inghelsche ale 'Engels aal, Engels bier' [1288; CG I, 1333].
Os. in de samenstelling alo-fat 'bierpul'; mhd. in de samenstelling al-schapf 'drinkgerei'; oe. (ē)alu 'bier' (ne. ale); on. öl 'bier' (nde. øl; nijsl. öl). De verbuiging in het Oudengels (genitief en datief (ē)aloþ; genitief meervoud (ē)aleþa), en het Finse, aan het Germaans ontleende olut 'bier' leiden naar pgm. *aluþ 'moutdrank, bier'.
Hierbij hoort ook Litouws alùs. Het woord wordt in verband gebracht met pie. *h2elu- 'bitter, wrang' (IEW 33), zie aluin, aluminium. Een andere verklaring zoekt verband met Oernoords alu in runeninscripties en ziet als oorspr. betekenis 'bedwelmende drank'. Deze drank zou een rol spelen bij magische en religieuze handelingen. Het woord zou dan verwant zijn met vormen als Hittitisch alwanza- 'betoverd', dat verklaard wordt als een vorm met metathese van -sn- uit het verbale bn. *alus-no- 'bezeten', verwant met de stam *alus- in Grieks alúein 'buiten zichzelf zijn' (< *alú-sjō) en Grieks alusmós 'spanning'.
In de moderne taal is dit woord vrijwel verdwenen, behalve in de samenstelling aalbes. Volgens Kieft (1938) komt dit niet door het bestaan van het synoniem bier (zie het Engels, waarin beide woorden synoniem en nog steeds springlevend zijn), maar moet de oorzaak gevonden worden in de homonymie met aal 1 'paling' en aal 4 'mestvocht'. In talen waar door andere klankveranderingen deze homonymie niet is opgetreden (het Engels en de Scandinavische talen) is het woord wel blijven bestaan.
Literatuur: Kieft 1938; E. Polomé (1954) 'Notes sur le vocabulaire religieux du germanique: I. Runique alu', in: La Nouvelle Clio 6, 40-55; Puhvel, 29-30; E. Polomé (1993) 'Dutch and the study of Proto-Germanic etymology', in: Bremmer e.a. 1993, 57-62; E. Polomé (1996) 'Beer, Runes and Magic', in: Journal of Indo European Studies 24, 99-186


  naar boven