1.   porren ww. 'aansporen'
categorie:
klankwoord
Mnl. (hem) porren 'zich begeven, zich in beweging zetten' in So war dat hem die portre van middelburg porren 'waar ook maar de burgers van Middelburg heengaan' [1254; VMNW], Alse dat herre porren woude 'als het leger wilde optrekken' [1285; VMNW], overgankelijk 'prikkelen, aanzetten' in Dat hem luxurie nemmermeer en porret daer naer 'dat wellust hem nooit meer daartoe aanzet' [1287; VMNW], porren 'dagvaarden' [1487; Stall. III, 118]; vnnl. injureren, porren ofte irriteren met woorden of wercken 'beledigen, prikkelen of irriteren met woorden of daden' [1580; WNT].
Herkomst niet duidelijk. Mogelijk een klankwoord dat met poken te vergelijken is.
Mnd. purren 'met iets scherps in iets steken; prikkelen'; nfri. poarje 'porren, peuteren, door iets boren'; nno. purr 'wekken; plagen; prikkelen', nde. purre 'woelen, wekken', nzw. purra 'wekken; plagen'.
Fries: poarje


  naar boven