1.   pop 1 zn. 'speelgoed; insect in cocon'
categorie:
leenwoord, klankwoord
Mnl. poppe, puppe 'klein kindje' in mine arme cleine poppe [ca. 1350; MNW], 'bundel stro' in yemant ... die poppen in der steden leyt 'iemand die strobundels in de stad legt (om brand te stichten)' [1413; MNW], 'dot, prop, platte klos van iets' in onghebonden garen ... poppen ... een cluwen [1432-68; MNW], 'lichtzinnig meisje' in Lijsbette was een quade puppe, hoere en snoere 'Liesbet was een slecht, lichtzinnig meisje, een lichtekooi' [1477; MNW]; vnnl. pop, poppe, poupe 'dot, prop, kluwen' in lonten of pouppen 'lonten of brandbare proppen' [1535; WNT], poppe, poppeken 'meisjesspeelgoed' [1573; WNT], poppe 'in een cocon ingesponnen insectenlarve' [1599; Kil.], 'wijfjesvogeltje' [1599; Kil.], pop 'klein kindje' in dit poppeken ... groot geworden [1620; WNT], pop 'tere en/of sierlijk opgetooide vrouw' in als een popken [1643; WNT]; nnl. popje, poppetje ook 'menselijk figuurtje' in de Popjes op onze Theeschoteltjes [1765; WNT], uitgeknipte popjes [1917; WNT].
Herkomst niet zeker. Mogelijk een West-Germaanse ontlening, al dan niet via een niet geattesteerd Oudfrans *poupe (Nieuwfrans poupée), aan vulgair Latijn *puppa < klassiek Latijn pūpa 'meisje, pop, marionet', vrouwelijke vorm van pūpus 'jongen', dat wrsch. een kinderlijke brabbelvorm is van puer 'kind', zie pedagogie. Het is ook mogelijk (Toll., WNT) dat Nederlands pop, Duits Puppe 'speelgoed, cocon', Fries pop 'speelgoed, kindje, cocon' zelfstandig in het Germaans als brabbelwoord zijn gevormd.
De betekenis 'cocon' zal zijn ontstaan door de vergelijking met een ingebakerd kindje; betekenissen als 'dot, prop' en 'bundel' liggen dan ook voor de hand.
Fries: pop, poppe


  naar boven