1.   cornedbeef zn. 'verduurzaamd rundvlees in blik'
categorie:
leenwoord
Nnl. corned beef [1907; Koenen], cornedbeef [1914; Dale].
Ontleend aan Amerikaans-Engels corned beef 'ter conservering gezouten rundvlees' [1881; OED], gevormd uit corned 'gezouten ter conservering' [1621-51; OED], verl.deelw. van corn 'zouten met (korrels) zout' [16e eeuw], afleiding van het zn. corn 'korrel' (zie koren), en het zn. beef 'rundvlees' < Frans boeuf, zie koe.
Het vlees werd van oudsher in zoutkorrels ingelegd voor bewaring. Later werd het alleen licht gezouten en onder toevoeging van specerijen in bussen ingemaakt. De typisch Nederlandse uitspraak van het eerste lid /kornèt/ is gegroeid doordat het woord in de eerste plaats schriftelijk bekend werd (op de blikken). Het tweede lid kon direct geassocieerd worden met Nederlands bief in biefstuk en rosbief.
Fries: kornedbyf


  naar boven