1.   taxi zn. 'huurauto met chauffeur'
categorie:
verkorting, leenwoord
Nnl. eerst in de samenstelling taxameter 'huurrijtuig met toestel dat aangeeft hoeveel men moet betalen' [1899; Groene Amsterdammer], de bok van een taxameter [1900; Leeuwarder Courant], daarna taxi-meter 'meter die de verschuldigde vrachtprijs aangeeft' in voordat de taxi-meters algemeen waren, wist ik hoeveel ... een bepaalde rit ... [1909; NRC], taxi-auto in rijtuigen en taxi-auto's en auto-taxi in de chauffeur van de auto-taxi [beide 1909; NRC], vrijwel meteen ook de verkorting taxi 'huurauto met chauffeur' in een vlugge taxi, die me ... naar de Kamer moest brengen [1909; NRC], hij deed een taxi stilhouden [1910; NRC].
Verkorting van taximeter. De oude vorm taxameter is ontleend aan Duits Taxameter 'toestel op huurrijtuigen dat aangeeft hoeveel men moet betalen' [1880; Toll.], gevormd uit middeleeuws Latijn taxa 'heffing, vastgestelde hoeveelheid', zie taks 1, en Meter 'meettoestel', zie meter 1. De latere vorm taximeter is ontleend aan Frans taximètre [1905; Rey], ouder taxamètre [1901; Rey], dat eveneens is ontleend aan Duits Taxameter. Op voorstel van de Franse taalkundige Th. Reinach werd taxa- gewijzigd in taxi-, naar Grieks táxis 'vaststelling, betaling'.
Het woord duidde oorspronkelijk alleen de meter aan, en werd gebruikt in samenstellingen als Frans taximètre-automobile, taximètre-auto en Engels taximeter cab. Na korte tijd werden dergelijke samenstellingen verkort: taximètre werd de naam van het voertuig dat van een dergelijke meter was voorzien [1907; Rey] en ook taxi-auto [1923; Rey] kwam voor. De vorm taximètre werd op zijn beurt verkort tot taxi [1907; Rey], een vorm die in het Nederlands werd overgenomen, hoewel de verkorting ook zelfstandig in het Nederlands kan hebben plaatsgevonden.
Fries: taksy


  naar boven