1.   teloorgaan ww. 'verloren gaan'
categorie:
geleed woord
Vnnl. te leur(e) of te loor vallen, gaan, lopen e.d. 'vergeefs zijn, verloren gaan' in ick val te leure, als een arm clappere 'ik ga ten onder als een arme bedelaar' [1592; MNW lore], ook de goede wetten te loor ginghen 'ook de goede wetten verloren gingen' [ca. 1635; iWNT], 'T belegh was te loor geloopen '... vergeefs, op niets uitgelopen' [1645; iWNT loor II], Zal dan te leur gaan deze straf? 'zal deze straf dan vergeefs zijn?' [1691; iWNT leur II].
Gevormd uit de vaste verbinding te loor, nevenvorm van te leur als in teleurstellen, en gaan. De i-umlaut die tot de klinker in leur leidde, heeft niet in het hele taalgebied gewerkt. In het westelijke Vroegnieuwnederlands ontstond onder invloed van diverse factoren (zie Schönfeld, par. 40b) in het algemeen een complexe oppositie tussen de klanken oo en eu, soms met dubbelvormen als gevolg (zie bijv. spreuk naast sprookje, neut naast noot 2). In het huidige teloorgaan heeft mogelijk ook volksetymologische invloed van verloren een rol gespeeld.
Traditioneel (FvW, WNT, NEW, Toll., EDale) voert men loor terug op een vorm zonder umlautsfactor, namelijk de datief *lore van *lor, uit de Proto-Germaanse a-stam *luza- (zie onder), dat bestond naast *luzi- (waaruit leur). Aangezien de vorm (te) lore nergens in lopende tekst geattesteerd is, en (te) loor pas relatief laat verschijnt, is deze theorie onwaarschijnlijk.
Pgm. *luza- heeft mogelijk wel geleid tot oe. lor 'verlies, ondergang' (in tō lore weorðan 'verlies ondergaan'). Daarnaast met voorvoegsel oe. forlor 'id.' en ook ohd. en os. farlor 'id.'. Maar deze woorden kunnen ook zijn afgeleid van de corresponderen werkwoorden met for-/far-, zie verliezen.
Fries: teloargean


  naar boven