1.   accijns zn. 'belasting op levensmiddelen'
categorie:
samensmelting (blending), tautologie, contaminatie, samentrekking, uitleenwoord, volksetymologie
Mnl. assise 'belasting' [ca. 1237; CG I, 30], assijs [1284; CG I, 1011], exzijs 'belasting' [1406; MNW excijs], exchijns 'accijns (op wijn of bier)' [1408-14; MNW excijs], wijnassijnse (mv.) 'accijns op wijn' [1425-30; MNW perche]. Zeer frequent, ook in samenstellingen en afleidingen, is mnl. sijs: sijsmeysters 'inners van accijnzen' [1400-34], Torfsiis, houtsiis, ooftsiis, calcsiis, zoutsiis [1380; MNW calcsijs], versiset (3e pers. ev.) 'accijns betaalt' [1340-79; MNW versisen]. Vormen met /aks/ pas in het Vroegnieuwnederlands: accijs 'accijns (op bier)' [1532-37; MNW ondersteken]; vnnl. holtkoolenaxsijs 'accijns op houtskool' [16e eeuw; MNW torfassijs], axcijnsen (mv.) [1629; WNT].
In accijns zijn verschillende woorden gecontamineerd. De tweede lettergreep is in elk geval die van cijns 'belasting' < Latijn cēnsus 'schatting'. De oudste voorloper is mnl. assise, assijs, dat ontleend is aan Oudfrans assise 'rechtszitting, (prijs)verordening, belasting' [als asise ca. 1170; Rey] (zie assisen), verl.deelw. van asseoir 'oprichten, vaststellen' < vulgair Latijn *assedere < Latijn assidēre 'zitten bij', gevormd uit ad- 'bij' en sedēre 'zitten; vastgesteld zijn'. Door volksetymologische associatie met Latijn excīdere 'afsnijden, uithollen' zouden vormen als mnl. exzijs en exchijns kunnen zijn ontstaan. Later ontstonden dan weer vormen met een a- (de a- van assijs?), zoals axsijs en het huidige accijns.
Aan het Nederlands ontleend is Engels excise 'accijns' [als exsysys 1494; OED] en Frans accise 'accijns'. Misschien ook middeleeuws Latijn accisia.
Fries: aksyns


  naar boven