141.   ester zn. 'verzamelnaam voor bepaalde organische verbindingen'
categorie:
geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. ester [1870; Sijs 2001], esters (mv.) [1896; WNT Aanv.].
Internationale scheikundige term, in 1848 geïntroduceerd door de Duitse scheikundige Leopold Gmelin (1788-1853) als contractie van Essigäther 'azijnether', uit Duits Essig 'azijn' (verwant met edik) en Äther 'ether', zie ether.
Esters worden gevormd door verhitting van een mengsel van een alcohol met een zuur (bijv. azijn). Zonder zuur zou een ether ontstaan. Azijnether is dus 'met azijn geproduceerde ether'. Aan chemische eigenschappen hebben ethers en esters echter weinig met elkaar gemeen.
142.   esthetica zn. 'leer van de schoonheid'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. Æsthetica (gecursiveerd) [1778; Alphen XXXII], Aesthetica betekent eigenlijk Gevoelkunde [1821; WNT gevoelkunde], aesthetica "wetenschap des gevoels en der gewaarwordingen" [1824; Weiland], esthetica [1954; WL].
Ontleend aan Neolatijn aesthetica 'schoonheidsleer' [1750], een geleerd neologisme naar aanleiding van Grieks aisthētikḗ (tékhnē) 'kunst van de waarneming', bij het bn. aisthētikós 'zintuigelijk waarnemend', dat behoort bij het werkwoord aisthánesthai 'zintuigelijk waarnemen', zie ook anesthesie.
Dit Griekse werkwoord hoort vermoedelijk bij een wortel pie. *h2uis-dh- [IEW 78] waarmee ook Latijn audīre 'horen' verwant is, zie audio-.
Benaming voor de tak van de filosofie die zich met schoonheid en kunst bezighoudt. In de klassieke Oudheid bestond er al belangstelling voor dit onderzoeksgebied, maar de huidige naam is voor het eerst gebruikt door de Duitse filosoof A.G. Baumgarten (1717-1765), die in 1750 een boek publiceerde waarin hij de schoonheidsleer in filosofisch Latijn aanduidde als Aesthetica, een term die in het Duits als Aesthetik [18e eeuw] ingeburgerd raakte; later volgde Frans esthétique [ca. 1800] en Engels aesthetic [19e eeuw]. In het Nederlands wordt zowel esthetiek als esthetica gebruikt, zoals ook ethica, ethiek. Dat het woord door Van Alphen met hoofdletter Æ- en gecursiveerd werd geschreven kan erop wijzen dat hij het nog als een vreemd woord beschouwde; Bilderdijk weigerde het 'Griekse woord' te gebruiken en sprak van smaakkundigen en smaakkunde [1779 en 1821; WNT smaakkunde].
estheet zn. 'kunstgevoelige'. Nnl. aestheet 'estheticus' [1924; WNT], 'kunstgevoelig iemand' [1938; WNT]. Ontleend aan Frans esthète 'vereerder van schoonheid' [1881; Rey], afgeleid van het Griekse bn. aisthētikós 'zintuigelijk waarnemend'. ◆ esthetisch bn. 'gevoelig voor schoonheid, smaakvol'. Nnl. aesthetisch (gecursiveerd) 'tot de schoonheidsleer behorend' [1778; Alphen XXIX], aesthetische theoriën 'theorieën van de schoonheidsleer' [1813; WNT], aesthetisch "de eigenschap eener zaak, waardoor zij een voorwerp des gevoels wordt" [1824; Weiland], esthetisch [1954; WL]. Wrsch. uit Duits aesthetisch [midden 18e eeuw], dat teruggaat op hetzelfde Griekse bn. Gezien de cursivering beschouwde Van Alphen het wellicht nog als een Duits woord.
Literatuur: H. van Alphen (1778) Theorie der schoone kunsten ... uit het Hoogduitsch van F.J. Riedel en vermeerderd door H. van Alphen, Utrecht
Fries: estetikaesteet-
143.   ether zn. 'denkbeeldig medium voor elektromagnetische straling; organische verbinding'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Mnl. ether 'hemel' in Dat die claerheyt van ether schindert ende blinct onder den spera des hemels [1485; MNW schinderen], aether 'bepaalde organische verbinding' [1773; WNT uittrekken], aether 'medium voor lichtgolven' [1778; WNT Supp.], ether 'medium voor elektromagnetische golven' [1868; WNT Supp.].
Ontleend aan Latijn aethēr 'bovenlucht, hemel' < Grieks aithḗr 'hemel', oorspr. alleen 'stralende bovenlucht (dicht bij de zon)', een zn. bij het werkwoord aíthein 'branden'.
Bij de Grieken stond aithḗr in oppositie met āḗr 'onderste luchtlaag', zie air 1, vergelijkbaar met Nederlands hemel tegenover lucht. Latijn aether en mnl. ether hadden ook deze positieve betekenis 'hemel, hemelse ruimte'. In de natuurkunde is het Neolatijnse aether in de 17e eeuw (de nationale talen volgden later) geherintroduceerd door Christiaan Huygens als naam voor het allesdoordringende en onzichtbare medium waarin lichtgolven zich voortbewegen. Sinds Maxwells elektromagnetische theorie wordt het woord ook algemener gebruikt. Jules Henri Poincaré (in 1900) en Albert Einstein (in 1905) waren de eersten die het bestaan van zo'n ether verwierpen, maar aan het gebruik van het woord heeft dat niets veranderd. Men spreekt nog steeds van radiogolven uit de ether. Ether voor een bepaalde organische verbinding met een zuurstofatoom (later als verzamelnaam voor alle gelijksoortige verbindingen) gaat terug op de door de Duitser G. Frobenius in 1730 geïntroduceerde Neolatijnse benaming spiritus aethereus vanwege de hoge vluchtigheid, de doorzichtigheid, de 'hemelse geest' van ether. Dit hemelse vinden we ook terug in etherisch.
144.   ethiek zn. 'zedenleer'
categorie:
geleerde schepping
Nnl. ethica 'zedenleer, tucht' [1654; Meijer], Ethica 'zedenleer' [1667; WNT zedigheid], ethiek 'id.' [1824; Weiland].
Internationaal woord, uiteindelijk teruggaand op Grieks ēthiká, substantivering (mv.) van het bn. ēthikós 'betreffende het karakter, zedelijk', afleiding van het zn. ẽthos 'gewoonte, gebruik', zie ethos. De ontlening kan verlopen zijn via Latijn ēthicē 'moraalfilosofie' (geïnspireerd door Grieks ēthikē philosophiá (ev.)), of via de nevenvorm Latijn ethica, al dan niet via Frans éthique [ca. 1265; Rey]. De moderne vorm is misschien ook beïnvloed door Duits Ethik [17e eeuw; Kluge].
ethisch bn. 'tot de ethiek behorend'. Nnl. ethisch [1870; WNT uitvoerlijk]. Regelmatige afleiding van ethiek, wellicht beïnvloed door Duits ethisch bij Ethik.
145.   etnografie
categorie:
geleerde schepping
Zie: etnisch
146.   etnologie
categorie:
geleerde schepping
Zie: etnisch
147.   euforie zn. 'roes'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Vnnl. euphoria "lichtdraaghlijkheidt", 'lijdzaamheid' [1688; Meijer]; nnl. euphoria 'welzijn; het slagen (van een medische ingreep)' [1832; Weiland], euphorie 'id.; het makkelijk verdragen van pijn; het goed bekomen (van voedsel)' [1847; Kramers], euforie 'goed gevoel, kunstmatig opgewekt door gebruik van opium enz.' [1925; Dale], 'uitbundige stemming' [1936; WNT Aanv.].
Ontleend aan Grieks euphoríā 'het makkelijk verdragen van iets; welzijn, tevredenheid; vruchtbaarheid', afgeleid van het bn. eúphoros 'makkelijk dragend, licht (te dragen), goed vruchtdragend'. Dit is zelf weer een afleiding van het werkwoord euphoreĩn 'vruchtbaar zijn', gevormd uit het voorvoegsel eu- 'goed', zoals in evangelie, en phérein 'dragen', verwant met baren.
De eerste attestatie van Frans euphorie dateert van 1732. Het was een medische term die 'algemeen gevoel van welbehagen' en ook 'toestand van overspannen-zijn' betekende. Deze betekenis correspondeert met de Nieuwnederlandse; mogelijk ontleende het Nederlands deze betekenistoepassing medio 19e eeuw aan het Frans, waardoor het al bestaande (vroeg)nnl. euphorie een ruimer semantisch bereik kreeg. Een andere mogelijkheid is rechtstreekse ontlening door het Nederlands aan het (wetenschappelijke) Grieks, met een parallelle ontleningslijn in het Frans.
In de 20e eeuw komt euforie in alledaags taalgebruik voor voor 'welzijn' en voor '(bijna ziekelijke) opgewektheid (al dan niet veroorzaakt door verdovende middelen)'.
Fries: eufory
148.   eugenese zn. 'rasverbetering'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. eugenese 'rasverbetering' [1919; WNT Aanv.], 'wetenschap der rasverbetering' [1950; Dale]; synonieme varianten voor laatstgenoemde betekenis zijn eugenetiek 'id.' [1929; Koenen] en eugenetica [1923; WNT Aanv.].
Neologisme uit de 19e eeuw, als Engels eugenesis 'id.' samengesteld op basis van het Griekse voorvoegsel eu- 'goed', zoals in evangelie, en het zn. génesis 'oorsprong, ontstaan' zoals in genese, genereren, genus, gen, naar het voorbeeld van het bn. eugenḗs 'van edel geslacht, ras'.
De term eugenics werd in 1883 gelanceerd door Francis Galton (1822-1911), een leerling van Darwin. Het neologisme, gevormd met het (oorspr. meervoud-aanduidende) achtervoegsel -ics, waarmee Engelse wetenschapstermen geconstrueerd worden (naar analogie van bijv. mathematics), werd snel overgenomen in andere talen; in het Frans gebeurde dat nog in hetzelfde jaar. Na de Tweede Wereldoorlog is de wetenschappelijke methode van rasverbetering fel bekritiseerd en vervolgens verworpen; de sindsdien uiterst beladen term eugenese raakte in onbruik.
Fries: -
149.   euthanasie zn. 'zachte dood'
categorie:
geleerde schepping
Nnl. euthanasie 'zachte dood' [1824; Weiland], 'behandeling die de dood zo zacht mogelijk maakt' [1846; WNT Aanv.].
Internationaal medisch neologisme, wellicht via Frans en/of Neolatijn < Laatgrieks euthanasía 'lichte, zachte, eervolle dood'. Dit is een afleiding van het Griekse bijvoeglijk naamwoord euthánatos 'een goede, zachte dood hebbend', dat weer gevormd is uit het voorvoegsel eu- 'goed' (zoals in evangelie) en thánatos 'dood'.
Aanvankelijk betekende euthanasie alleen 'zachte dood', maar in de 20e eeuw heeft zich de betekenis 'het veroorzaken van de (zachte) dood' ontwikkeld. In Nederland en België kan euthanasie op bepaalde voorwaarden worden toegepast bij als ondraaglijk ervaren lichamelijk of geestelijk lijden van de patiënt. Onder het nazi-regime werd de term euthanasie gebruikt als verhullende benaming voor het toedienen van dodelijke medicijnen aan zieke of minderwaardig geachte mensen.
Fries: eutanasy
150.   extravert bn. 'naar buiten gekeerd'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. extravert [1935; Sijs 2001], ook extrovert [1930; Brandt/Haan].
Nederlandse vorming op basis van Duits extravertiert, Engels extraverted en Frans extraverti 'id.', termen die door de Zwitserse psycholoog en filosoof C.G. Jung (1875-1961) in het begin van de 20e eeuw in de wetenschappelijke literatuur werden geïntroduceerd, tegelijk met introvertiert etc. (zie introvert). Gevormd uit het Latijnse voorvoegsel extrā- '(naar) buiten' en vertere 'keren, wenden' (waaruit ook bijv. versie; verwant met worden), met bijgedachte aan een fictief Duits werkwoord *vertieren. In het moderne Duits wordt overigens een werkwoord extravertieren wel aangetroffen.
Het Duits en het Frans kennen geen woord extravert en in het Engels is extravert een zn. 'extravert persoon'. Het Nederlandse woord staat in zijn combinatie vorm+betekenis dus alleen. Onder invloed van de tweede lettergreep van introvert is ook de vorm extrovert gebruikelijk. In het Engels en het Frans is hetzelfde gebeurd, in het Engels zijn de vormen met -o- zelfs de enige standaardtalige.

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven