1.   boekanier zn. 'zeerover'
categorie:
leenwoord
Vnnl. bokkenier [1691; WNT], oorspr. de benaming voor de Franse en Engelse zeerovers die in de 17e en 18e eeuw de kusten van Zuid-Amerika onveilig maakten.
Ontleend aan Frans boucanier [1670], een afleiding van het zn. boucan 'gerookt vlees, vleesrooster' [1578] < Tupí-Guaraní (Zuid-Amerikaanse inheemse taalgroep) mokaém, mukem 'gerookt vlees'.
In eerste instantie werd de naam boekanier gebruikt voor de Franse jagers van San Domingo, die het vlees van de door hen gedode dieren roosterden. Deze naam behielden zij toen ze zich bezig gingen houden met zeeroverij.
Literatuur: Sijs 1998, 44-46
Fries: boekanier


  naar boven