1.   halm zn. 'stengel'
categorie:
erfwoord
Mnl. halme ende wetlike ghifte 'halmen en wettelijke weggave' [1268; CG I, 117], die dat halm suect int stroe 'wie de halm zoekt in het stro (= wie nutteloos werk doet)' [ca. 1325; MNW].
Os. halm (mnd. halm); ohd. halm 'halm' (nhd. Halm); oe. halm 'halm, stengel' (ne. haulm, halm 'id.', thans meestal als collectief 'restant, stengels, stelen e.d., van gecultiveerde gewassen'); on halmr 'stro' (nzw. halm); < pgm. *halma- 'halm'.
Verwant met: Latijn culmus 'halm'; Grieks kálamos 'riet' (waaruit door ontlening Latijn calamus 'riet; rietfluit', zie schalmei, en via het Arabisch ook Sanskrit kaláma- 'schrijfriet'); Lets salms 'stro'; Kerkslavisch slama 'stro' (Russisch solóma, Tsjechisch sláma); < pie. *ḱolh2mo-, *ḱlh2emo- 'halm, riet' (IEW 612).
De halm is lange tijd een rechtssymbool geweest. Het overhandigen van een halm stond symbool voor het officieel afstand doen van een verkocht, geschonken of verpand goed; meestal was dit onroerend goed, maar het kon ook een erfenis zijn. In de eerste vermeldingen wordt het woord steeds op deze manier gebruikt, wat ongetwijfeld te maken heeft met de aard van deze middeleeuwse teksten: ambtelijk, en niet over het dagelijks boerenbedrijf handelend. Het wegwerpen gaat overigens altijd gepaard met een zogenaamde gifte, een overdracht van een onroerend goed in de voorgeschreven vorm; steeds wordt dan de verbinding halme ende (wetlike) ghifte gebruikt.


  naar boven