|
1. |
ovatie zn. 'toejuiching' categorie: leenwoord Nnl. ovatie 'zegepraal bij de Romeinen' [1832; Weiland]; 'toejuiching, huldebetoon' [1852; WNT]. Ontleend aan Frans ovation 'toejuiching' [1767; TLF], eerder al 'ontvangst van een legeraanvoerder die een overwinning heeft behaald' (bij de Romeinen) [1520; TLF], dat ontleend is aan Latijn ovātiō (genitief -ōnis) 'kleine zegetocht', afgeleid van ovāre 'jubelen; een kleine triomftocht houden'. Ovāre is gebaseerd op de Griekse bacchantische kreet euoĩ, met de Latijnse ontwikkeling eu > ou. Fries: ovaasje
|
naar boven
|