1.   dompteur zn. 'dierentemmer'
categorie:
leenwoord
Nnl. dompteur 'dierentemmer' [1931; Kramers II].
Ontleend aan Frans dompteur 'iemand die tam maakt, temt, bedwingt', eerder donterre [1213; Rey], afgeleid van het werkwoord dompter 'temmen, bedwingen' [12e eeuw; Rey] < Latijn domitāre 'id.', een frequentatief bij domāre 'temmen, bedwingen', zie tam. Oorspr. had het Franse woord de meer algemene betekenissen 'die onderwerpt' en 'die een (wild) dier tam maakt', wat ook blijkt uit de Vroegnieuwnederlandse vertaling Tuchtiger 'hij die tucht bijbrengt' bij Plantijn [1573; WNT tuchtiger]. De huidige betekenis 'dierentemmer (in een circus)' komt in het Frans halverwege de 19e eeuw op (Rey).


  naar boven