1.   oorlog zn. 'gewelddadige strijd'
categorie:
geleed woord
Mnl. orloge 'oorlog, gewelddadige strijd' [1240; Bern.].
Os. orlag, orlagi, urlagi 'strijd; noodlot'; ohd. urliugi (o.) 'strijd', urlag (m.) 'noodlot'; ofri. orloch 'strijd' (nfri. oarloch); oe. orlege 'strijd', orlæg 'noodlot'; on. ørlög 'noodlot', ørlygi 'strijd'; < pgm. *uz-liuga- (o.), *uz-laga- (m.).
In dit woord zijn twee Germaanse afleidingen samengevallen. Beide hebben hetzelfde voorvoegsel oor-. De betekenis 'noodlot, bestemming' hoort bij pgm. *uz-laga-, abstractum bij *uz-lagjan- 'opdragen, opleggen, bestemmen', waaruit: ohd. irleggen en oe. alecgan, bij pgm. *lagjan- 'leggen', zie leggen. De betekenis 'strijd, oorlog' hoort bij een wortel pgm. *liug- 'eed', die in het Germaans verder alleen voorkomt in got. liuga 'huwelijk' en verwant is met Oudiers lugae 'eed'. Met het voorvoegsel *uz- 'uit-' kan men dan denken aan 'opheffing der rechtsgeldige verbindingen'.
Fries: oarloch


  naar boven