1.   epilepsie zn. 'vallende ziekte'
categorie:
leenwoord
Mnl. epilemsie in Want si een kint in haren dagen / Vercregen hadde alsic dat las / Dat met epilemsien was 'Want zij had een kind gekregen, zoals ik heb gelezen, dat aan epilepsie leed' [1265-70; CG II, Lut.K], epilencie [1287; CG II, Nat.Bl.D]; vnnl. epilepsie "vallende sieckte" [1577; Werve].
Via Latijn epilepsia 'vallende ziekte' ontleend aan Grieks epilēpsíā 'het gegrepen zijn (door een ziekte)', afleiding van epilambánein 'overvallen worden (door een ziekte)', gevormd uit het voorzetsel epí 'op' (zie epidemie) en het werkwoord lambánein 'pakken', zie lemma.
De vormen met -ms- en -nc- zijn wrsch. overgenomen uit Oudfrans epilence [1265; Rey], dat via het vulgair Latijn is ontstaan uit hetzelfde Latijnse woord, en door de medische wetenschap daar later door is vervangen.


  naar boven