1.   saboteren ww. 'belemmeren uit protest'
categorie:
leenwoord, leenwoord
Nnl. sabotéren 'plagen, voor de gek houden, beet hebben' [1847; Kramers], saboteren 'dingen vernielen uit protest, als strijdmiddel' in kabels doorsnijden, alle oorlogvoerenden saboteren [1914; Groene Amsterdammer], 'in de war sturen, belemmeren' in opgedragen werk saboteren [1949; WNT Aanv. verzet I].
Ontleend aan Frans saboter '(opzettelijk) in de war sturen' [1842; TLF], 'knoeien, stuntelen, flansen' [1808; TLF], letterlijk 'klotsen met de klompen' [1690; TLF], eerder al 'met de klompen spelen' [1564; TLF], een afleiding van sabot 'klomp, houten schoeisel' [eind 14e eeuw; TLF]; sabot is onder invloed van Oudfrans bot, bote 'laars' (Nieuwfrans botte) vervormd uit Oudfrans çavate, chavate 'oude schoen, oude slof' [ca. 1200; TLF] (Nieuwfans savate), dat evenals Spaans zapato 'schoen', Portugees sapato 'id.' en Italiaans ciabatta 'slof' van onduidelijke herkomst is. Misschien zijn deze woorden ontleend aan Arabisch sabbāṭ 'sandaal, pantoffel', dat weliswaar niet in klassieke teksten te vinden is, maar wel in het moderne Standaardarabisch bestaat; het Arabische woord is zelf waarschijnlijk ontleend aan een oosterse taal (Rey).
sabotage zn. 'handeling om iets opzettelijk te beletten of te doen mislukken'. Nnl. sabotage 'vernieling als strijdmiddel' in tegen den gemeenschappelijken vijand (het kapitalisme) is "sabotage" van diens hulpmiddelen geoorloofd [1897; WNT], tot staking en zelfs tot sabotage [1911; Groene Amsterdammer], 'het opzettelijk in de war sturen' in ambtelijk belemmeren ... dat soms sabotage leek [1920; WNT]. Ontleend aan Frans sabotage 'het opzettelijk in de war sturen' [1909; TLF], eerder al 'het saboteren als strijdmiddel' [1897; TLF], afleiding met het achtervoegsel -age van saboter, zie hierboven.
Fries: sabotearjesabotaazje


  naar boven