1.   tevens bw. 'bovendien, ook'
categorie:
geleed woord
Mnl. teffens, tevens 'ineens, tegelijkertijd, in één keer' in als hy dat hout vercoope wille, zoo zal hy een stapel teffens vercoopen '... een stapel tegelijk ...' [1347; MNW opstapelen], Teffens quamen dese tyene 'deze tien (personen) kwamen tegelijk aan' [1390-1400; MNW-R], die van twee kijnderen tevens bevallen was [1444; MNW tevens]; vnnl. teffens 'tegelijk, tegelijkertijd' [1599; Kil.], Van hem, die t'effens man en vader zal verstrecken 'door hem die zowel man als vader zal zijn' [1618; iWNT], teffens 'bovendien, ook' in Hier moet ... t'effens worden neêrgedrukt 'hier moet het bovendien worden onderdrukt' [1689; iWNT]; nnl. teffens, tevens 'id.' [1708; Sewel NE], in Zynen Neef, die teffens zyn Voogd was [1760; iWNT].
Gevormd uit het voorzetsel te 1 'in' en het bn. effen 'gelijk, gelijkmatig' met bijwoordelijke -s (zie -s 2). De oorspr. betekenis is zoveel als 'in het gelijke'. De oudste, en in het Middelnederlands gewone vorm, is teffens. Net als bij even naast effen, en nevens naast neffens, ontstond ook bij teffens de nevenvorm tevens, die in het Nieuwnederlands geleidelijk de overhand kreeg.
Tot in de 17e eeuw was de enige betekenis 'ineens, tegelijkertijd'. Het woord stond meestal voor of achter een bepaling van hoeveelheid. Het woord raakte verouderd, maar bleef in de Nieuwnederlandse schrijftaal bewaard in de afgeleide betekenis 'bovendien, en tegelijkertijd ook', waarbij het tijdsaspect steeds meer op de achtergrond raakte. Het woord is tegenwoordig synoniem met 'ook', maar behoort tot de formele taal.
Fries: teffens


  naar boven