1.   gorgelen ww. 'de keel spoelen'
categorie:
geleed woord, leenwoord
Mnl. wenig waters ... gorgelt in hair keel 'een beetje water ... blijft in haar keel borrelen' [1421; MNW nocken], siet in water ende gorghelt in die kele ende weder uut 'kook het in water en spoel er de keel mee en spuug het weer uit' [1480-1500; MNW-P]; vnnl. gorghelen 'gorgelen, de keel spoelen' [1599; Kil.].
Afleiding van het zn. gorgel 'keel, afvoerbuis' [1470; MNW], dat teruggaat op Latijn gurgulio 'luchtpijp, keel', dat internationaal als medische term gebruikt werd (zo ook Oudfrans gargoule, gorgole 'keel, afvoerbuis', Middelhoogduits gurgel 'strot'). Maar misschien rechtstreeks ontleend aan middeleeuws Latijn gurgul(i)are, afleiding van gurgulio.
Verdere herkomst onduidelijk. Misschien is het Latijnse woord een oude samenstelling van een klanknabootsend element *gurg-/garg- en gula 'keel', zie keel. Wrsch. verwant met: Oudhoogduits querchala, quercha 'strot', Middelnederduits querke, quarke 'id.'; Litouws gerklė 'keel'; Russisch górlo 'keel'; misschien met Latijn gurges 'draaikolk' en Sanskrit gárgara 'afgrond, draaikolk'.
Fries: guor(re)lje


  naar boven