1.   bidon zn. 'waterkruikje op racefiets'
categorie:
leenwoord
Nnl. bidon 'veldfles' [Dale; 1912], 'etensblik' [1958; WNT Aanv.], 'petroleumkan' [1966; WNT Aanv.], 'blikken veldfles' [1973; De Clerck 1981].
Ontleend aan Frans bidon 'veldfles, olieblik', eerder al 'oude vochtmaat' [1523; Rey]. De herkomst hiervan is onbekend. Er wordt gedacht aan overname uit een on. bida 'vaas', maar dat komt zeer zelden voor. Voor deze overname pleit dat het Franse woord in Normandiƫ opduikt, maar de late attestatie spreekt tegen Oudnoordse herkomst. Een andere verklaring is overname uit Italiaans bidone, een woord van onbekende herkomst. Dit is echter pas sinds de 19e eeuw geattesteerd.
Het woord raakte in Nederland en Belgiƫ vooral bekend door de populariteit van de wielersport, en dan met name van de Tour de France. Hierdoor is het Franse woord door de media verbreid.
Fries: -


  naar boven