1.   doorwrocht bn. 'grondig bestudeerd, doordacht'
categorie:
geleed woord
Vnnl. in Van goude, en van zije konstich deurwracht 'waar goud en zijde kunstig doorheen gewerkt zijn' [1556; WNT], doorwrocht 'grondig bewerkt' [1653; WNT], naast een regelmatige vorm in met goud en zilver doorwerkt [1714; WNT zijde II].
Verl.deelw. bij het werkwoord doorwérken 'in alle delen grondig bewerken', uit door- en werken. De stam wrocht (vaak ook wracht) in de verleden tijd en het deelwoord is door metathese ontstaan uit worcht, met cht uit kt door Primärberührung (zie denken). In het Nieuwnederlands is deze vervoeging vervangen door het regelmatige werkte/gewerkt.
Van dit werkwoord worden vrijwel uitsluitend de deelwoorden doorwrocht en het jongere doorwerkt gebruikt. In het Vroegnieuwnederlands worden beide vormen door elkaar gebruikt, maar in de jongere taal lijkt zich een differentiatie voor te doen in doorwrocht 'grondig bewerkt' en doorwerkt (met) 'waar iets kunstig doorheen gewerkt is, meestal ter versiering'. Een tweede spoor van de oude vervoeging van werken, die bij het simplex zelf geheel verdwenen is, is het zn. gewrocht.


  naar boven