1.   dis- voorv.
categorie:

Latijn dis- 'uiteen, in tweeën' (di- voor stemhebbende medeklinkers, dif- voor f).
Het Proto-Germaans heeft een verwant voorvoegsel *tis-, met daaruit: os. te-; ohd. za(r)-, zi(r)- (nhd. zer-); oe. to-; got. dis-; alle met de betekenis 'uiteen-, in tweeën'. Ook het Middelnederlands bestaat het nog, namelijk als te- zoals in tebersten 'uiteenbarsten' (nu opgevat als voorzetselconstructie in bijv. zich te barsten eten), tebreken 'stukbreken'.
Verwant met Grieks dia- < *dis-a (of di-a); bij de wortel pie. *dis- en *duis 'in twee richtingen', waaruit ook Grieks dí-s 'tweemaal', di- 'twee-'; Latijn bis 'tweemaal', bi- 'twee-' (met b- < *dw-); Sanskrit dvíṣ 'tweemaal'; en Nederlands tussen; afgeleid van pie. *duoh1, zie twee.
Dit voorvoegsel komt alleen voor in woorden die aan het Latijn zijn ontleend, al dan niet via het middeleeuws Latijn en/of het Frans, bijv. discreet, discrimineren, discussie, diskwalificeren (< Engels), dispuut, dissertatie, dissident, district; met di-: dimensie, indigestie; met dif-: differentiëren. Het WNT vermeldt enkele inheemse vormingen, die echter alle verouderd zijn en bovendien heel goed toch ontleningen of halve leenvertalingen kunnen zijn.


  naar boven