|
1. |
bemiddelen ww. 'als tussenpersoon fungeren' categorie: geleed woord Vnnl. bemiddelen 'tot stand brengen (bijv. vrede, een huwelijk) ' [1642; WNT]; nnl. bemiddelen (tussen, bij, in) 'proberen partijen tot overeenstemming te brengen' [1856-57; WNT], 'werk vinden voor' [1986; Koenen]. Afgeleid met be- van het Middelnederlandse werkwoord middelen 'tot stand brengen, tot overeenstemming brengen' [1300-50; MNW], een afleiding van middel. Bij het werkwoord middelen: mnd. middelen; mhd. mitteln; oe. midlian; on. miðla (nzw. medla 'bemiddelen'). Bij de betekenis 'werk vinden voor' ook (on)bemiddelbaar '(niet) geschikt voor arbeidsbemiddeling' [1986; Koenen]. ◆ bemiddelaar zn. 'hij die bemiddelt'. Nnl. bemiddelaar 'id.' [1854-55; WNT]. Afleiding van bemiddelen met het achtervoegsel -aar. ◆ bemiddeling zn. 'het trachten tot overeenstemming te brengen; hulp'. Nnl. bemiddeling 'poging tot brengen van overeenstemming' [1731-35; WNT], 'het helpen' [1866; WNT]. Afleiding van bemiddelen met het achtervoegsel -ing. Fries: bemiddelje
|
naar boven
|