1.   kadetje zn. 'broodje'
categorie:
geleed woord
Nnl. ik zal me een kadetjen smeeren [1823; WNT].
Herkomst onduidelijk. Wellicht het verkleinwoord van cadet en dan ooit bedacht als naam voor een bepaald soort broodje en later gegeneraliseerd. Het kleine broodje werd dan vergeleken met een "onvolgroeide" officier. In het Frans heeft cadet of cadette geen betekenis die iets met brood of broodjes te maken heeft. Misschien is er verband met de Franse spreektalige betekenis cadet 'achterwerk, billen', naar aanleiding van een oorspronkelijke vorm die het broodje zou hebben gehad. Men verwacht in dat geval de eerste attestaties in het Zuid-Nederlandse taalgebied en het WNT geeft inderdaad diverse 19e-eeuwse Belgische vindplaatsen, de oudste in 1861. Het citaat hierboven uit 1823 is echter van de Nederlander Willem Bilderdijk.
Fries: -


  naar boven