1.   kadaster zn. 'overheidsregister van onroerende goederen'
categorie:
leenwoord
Nnl. kadaster [1828; WNT].
Ontleend aan Frans cadastre 'kadaster' [1758; Rey], eerder alleen in Zuid-Frankrijk, via Provençaals cathastre [1525; Rey] ontleend aan Italiaans catasto [1342; DEDLI], catastro, uit Venetiaans catastico 'register van inwoners die onroerend goed bezitten' [1185; Battaglia], dat ontleend is aan Middelgrieks katástichon 'belastingregister' [8e-11e eeuw; Rey], gevormd uit Grieks kata- 'vanaf; tegenover' en stíkhos 'rij, rang', zie stijgen.
Het kadaster werd halverwege de 18e eeuw in Frankrijk landelijk ingevoerd met als doel een algemene belastingheffing in te voeren die afhing van het landbezit. In navolging daarvan begon Lodewijk Napoleon ook in het Koninkrijk Holland (1806-1810) met het aanleggen van een kadaster. Pas onder koning Willem I in 1832 werd het kadaster in heel Nederland (behalve Limburg) operationeel. Ook in België functioneren op provinciaal niveau kadasters.
Fries: kadaster


  naar boven