1.   kabinet zn. 'ouderwetse fraaie kast; klein werkvertrek', (NN) 'de regering', (BN) 'groep naaste medewerkers van een minister'
categorie:
leenwoord, betekenisverschil België/Nederland
Vnnl. cabinet 'kastje, kamer' [1588; Kil.], 'kastje voor kostbaarheden; kamer; schilderijenverzameling' [1599; Kil.], het silver bekken staedt int kabinet op onse camer [1627; WNT], 'verzameling of verzamelplaats van zeldzaamheden, wetenschappelijke studieobjecten, kunstvoorwerpen etc.' in dat hier te Delft al van outs eenige fraye Cabinetten met allerley soorten van Rariteyten zijn te sien geweest [1667; WNT]; als aanduiding voor een ruimte, i.h.b. voor 'privévertrek van een vorst' in de Coninc selve quam hem wt syn cabinet besien [1599; Van Meteren], 'gesloten tuinprieeltje' in omringt van diverse Cabinetten, als kleyne Casteelkens [1662; WNT], 'studeerkamertje' in een rykdom van boeken in jou kabinet [1698; WNT]; overdrachtelijk ook 'plek waar regeringsbeleid tot stand komt', in Mylord Melvill, Secretaris van Schotlandt, was langh in 't Cabinet (bij de koning) [1689; WNT]; nnl. het kabinet des konings 'het particulier secretariaat van de koning(in)' [1840; WNT], kabinet 'de gezamenlijke Nederlandse ministers' in iedere leemte in de samenstelling, ieder bezwaar der positie van het nieuwe kabinet [1853; WNT], het kabinet van 's Gravenhage 'de Nederlandse regering' [1864; Calisch].
Meerdere malen ontleend aan Frans cabinet 'achterafkamertje' [1491; Rey], verkleinwoord van cabine 'hut, hok', zie cabine. Het Franse woord heeft verschillende betekenisontwikkelingen gehad; voor het Nederlands relevant zijn 'klein werkvertrek' [1539; Rey], 'studeerkamertje' [1627; Rey], 'kast voor het opbergen van kostbare voorwerpen' [1528; Rey], 'ruimte voor het opbergen van kostbare voorwerpen' [1542; Rey], 'groep naaste medewerkers van een koning' [1606; Rey].
Het koninkrijk Nederland kent sinds 1815 het Kabinet des Konings of der Koningin 'het particulier secretariaat van de koning(in)', een instelling die het contact tussen koning(in) en minister onderhoudt. Het is de opvolger van de stadhouderlijke secretarie van vóór de Franse inval. Intussen ontwikkelde zich in Engeland bij cabinet de betekenis 'de (gezamenlijke) belangrijkste leden van de regering' in de verbinding Cabinet Council. Onder invloed daarvan ontstond in Nederland het gebruik van het woord kabinet voor 'de gezamenlijke leden van de regering', waardoor het woord synoniem is met regering, de enige grondwettige term hiervoor. De hoge frequentie van kabinet in de betekenis 'regering' heeft alle andere betekenissen van dit woord sterk op de achtergrond gedrukt en in meer of in mindere mate doen verouderen.
In België is het woord in de betekenis 'regering' ongewoon; een kabinet is net als in het moderne Frans, en vergelijkbaar met het Nederlandse Kabinet des Konings, 'de groep naaste adviseurs en medewerkers van een minister, burgemeester, eurocommisaris etc.'. Men spreekt dus bijv. van het kabinet van de minister van Cultuur.
Fries: kammenet 'opbergmeubel', kabinet


  naar boven