1.   barometer zn. 'luchtdrukmeter'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. barometer [1721; WNT wacholder], "Weerglas, of Barometer, is een Werktuig, geschikt om de zwaarte van den Dampkring op een gegeve plaats te onderzoeken" [1743; WNT weerglas].
Misschien via Frans baromètre [1666] uit Engels barometer [1665], een geleerd neologisme uit Grieks báros 'zwaarte' (verwant met goeroe, en zie ook bar 3) en métron 'maat' (zie meter 1).
Het instrument zelf is uitgevonden door Torricelli in 1643, maar de naam barometer is afkomstig van de Ierse scheikundige Robert Boyle (1627-1691). Pas later werd deze algemeen bekend. Uit de omschrijvingen die gegeven worden in oudere Nederlandse vreemde-talenwoordenboeken blijkt dat de vorm barometer, net als de meter zelf, nog niet bekend was in het Nederlands: zo wordt Frans baromètre omschreven met "een glaze pijp" [1697; Ende] resp. "een gelaese pyp, dienende om de swaerte van de locht aen te wysen, door middel van het quicksilver" [1707; Richelet]. Het Nederlands gebruikte bijv. lugtweeger, lugtmeeter: "Weerglas, Baroscopium of Barometer in 't Latyn en 't Grieks. ... De Waereld is de uitvindinge van den dubbelden Lugtweeger, den Heer Huygens verschuldigd" [1717; Marin].
Fries: barometer


  naar boven