1.   reeds bw. 'al'
categorie:
geleed woord
Mnl. 620000 coreelen, daeruppe de voorn. J. reets 100000 ... gelevert heeft '620.000 tegels waarvan de genoemde J. er al 100.000 geleverd heeft' [1464; MNW].
Afleiding met bijwoordelijke -s van mnl. reet, rede 'gereed, klaar', zoals in maecten hem reet wech te varen '(zij) maakten hem klaar om af te reizen' [1400-50; MNW], Ter tijt toe dat de voirs. toorn voll ende all volmaeckt ende rede is 'tot het moment dat de genoemde toren volledig afgebouwd en gereed is' [ca. 1450; MNW]. Het bn. reet, rede werd vooral gebruikt met het voorvoegsel ge- (sub g), dat de volledigheid nog benadrukt. Zie verder gereed.
Dezelfde betekenis is te vinden in: mnd. rede, reide; vnhd. bereit (nhd. bereits); me. all ready (ne. already).
Uit de combinatie al reeds, waarin al de volledigheid nog versterkt, ontstond in het Vroegnieuwnederlands door verkorting al in de betekenis 'reeds'. Reeds is nu beperkt tot de formele taal.
Fries: -


  naar boven