1.   hetze zn. 'ophitsing, haatcampagne'
categorie:
leenwoord
Nnl. Hetze "drijfjacht, vervolging, ophitsing" [1919; Wink], hetze (o.a.) "(Engels) [Jew]baiting", dus te interpreteren als 'hatelijke campagne' [1940; Wolters NE]. Daarnaast ook de nu verouderde afleiding hetzer 'aandrijver van een hetze' [1937; WNT Aanv.].
Ontleend aan Duits Hetze 'id.' [19e eeuw; Pfeifer], een betekenisvernauwing van algemener 'vervolging, drijfjacht' [16e eeuw; Pfeifer], afgeleid van het werkwoord hetzen 'opjagen, opdrijven' < pgm. *hat-jan-, causatief bij hassen 'achtervolgen, haten' < pgm. *hatan-, zie haten, dus letterlijk 'doen haten, nijd opwekken'.


  naar boven