1.   meta- voorv.
categorie:
leenwoord
Nnl. metaphysica 'over-natuur-kunde' [1654; Meijer], metaphore 'overdracht, byspreck, lijckspreuk, leen-spreuck' [1654; Meijer], metaphysische denkbeelden 'diepzinnige ...' [1734; WNT], metastabiel 'enigszins stabiel' in kristallen ... in een metastabielen toestand [1922; WNT Supp. aanlaten], metataal 'soort taal die gebruikt wordt om een andere taal of ander taalgebruik te beschrijven' [1976; Van Dale].
Internationaal voorvoegsel, gebaseerd op het Griekse voorzetsel metá 'met, te midden van, tussen, achter, na', dat verwant is met met.
In het klassiek Grieks was meta- al een frequent voorvoegsel, bijv. in: metaphorá 'overdrachtelijk gebruik van woorden', vanwaar via Latijn metaphora Nederlands metafoor; Grieks metáthesis 'omzetting, verandering', vanwaar via Latijn metathesis 'omzetting van klanken' Nederlands metathese 'id.'; en Grieks metástasis 'verplaatsing, verhuizing', vanwaar Neolatijn metastasis 'verplaatsing van een ziektekiem' en Nederlands metastase 'id.', waarin meta- een verandering (van plaats) uitdrukt. Andere woorden zijn pas in het klassiek Latijn, Laatlatijn of middeleeuws Latijn ontstaan, bijv. metamorphōsis 'gedaanteverwisseling', vanwaar Nederlands metamorfose 'id.'; metaphysica 'filosofische leer over de bovenzinnelijke gronden van de dingen en werkingen' [6e eeuw; OED3], vanwaar Nederlands metafysica 'id.'.
Pas vanaf de 17e eeuw worden op grotere schaal in het Neolatijn en de moderne talen wetenschappelijke neologismen met meta- gevormd, waarbij het voorvoegsel net als in het Grieks diverse betekenissen en betekenisnuances kan hebben. Buiten strikt wetenschappelijk taalgebruik is meta- vooral productief in namen van disciplines en wetenschappen; het betekent dan 'voorbij, op een hoger niveau', naar het voorbeeld van metafysica: metafilosofie, metapolitiek, metagrammatica, metacompiler, metataal. De oorsprong hiervan is een toevallige: een bepaald geschrift van Aristoteles over hogere zaken stond in de Aristoteles-uitgave na het geschrift phusiká (handelend over de natuur, de zintuiglijk vatbare wereld), d.w.z. metà tà phusiká, met metà + accusatief in de gewone betekenis 'na'.
Fries: meta-


  naar boven