1.   mesties bn. 'afstammeling van indiaan en blanke'
categorie:
leenwoord
Vnnl. mestice, mesties, mistice 'persoon van gemengd Europees en inlands bloed' in Portugesen ende Mestisen (in Oost-Indië) [1596; WNT verzaden], 8 mesticen ... geresgatteerd '8 halfbloeden losgekocht' (in Oost-Indië) [1634; WNT resgatteeren]; nnl. mesties 'iemand van gemengd Europees en indiaans bloed' [1847; Kramers].
In West-Indië (Amerika) ontleend aan Spaans mestizo 'persoon van gemengd Europees en indiaans bloed' [voor 1600; Corominas]; dit is het zelfstandig gebruikte bn. mestizo 'gemengd, gekruist' < Laatlatijn mixticius 'gemengd', een afleiding van klassiek Latijn mixtus, het verl.deelw. van miscēre 'mengen', zie mixen. In Afrika en Oost-Indië (Azië) is het woord ontleend aan het Portugese equivalent mestiço 'persoon van gemengd Europees en inlands bloed'.
Mesties was een van de woorden waarmee iemand van gemengd bloed werd benoemd, andere waren mulat 'iemand van gemengd blank en negerbloed', indo 'iemand van gemengd blank en Indonesisch bloed', zambo 'iemand van gemengd neger- en indiaans bloed', enz. Vooral mesties en mulat werden door elkaar gebruikt; de betekenis van mesties is pas in de loop van de 19e eeuw beperkt tot 'afstammeling van indiaan en blanke'.
Fries: mestys


  naar boven