1.   deserteren ww. 'weglopen (uit dienst)'
categorie:
leenwoord
Vnnl. deserteeren 'uit dienst weglopen' [1676; WNT campagne]; nnl. deserteren 'weglopen bij het legeronderdeel' [1742; WNT regiment].
Ontleend aan Frans déserter 'verwoesten' [ca. 1080; Rey], 'in de steek laten' [eind 13e eeuw; Rey], 'weglopen uit het leger' [1680; Rey] < Laatlatijn desertare 'verlaten, in de steek laten, verwoesten' [begin 9e eeuw; Rey], een afleiding van het verl.deelw. dēsertum van Latijn dēserere 'de band verbreken, in de steek laten, deserteren', gevormd uit dē- 'weg van' (zie de-) en het werkwoord serere 'rijgen, aaneenschakelen' (zie serie).
deserteur zn. 'wegloper (uit dienst)'. Vnnl. deserteurs (mv.) 'id.' [1688; WNT]. Ontleend aan Frans deserteur 'hij die verlaat' [ca. 1243; Rey], 'wegloper uit het leger' [ca. 1680; Rey], afleiding van het werkwoord déserter.


  naar boven