1.   derby zn. 'sportwedstrijd tussen twee ploegen uit dezelfde plaats of omgeving'
categorie:
leenwoord, geoniem
Nnl. derby 'wedstrijd tussen twee plaatselijke clubs' [1931; Kramers II]. Daarvoor alleen als naam van de Engelse Derby als paardenrennen.
Ontleend aan Engels derby 'id.', in deze betekenis een verkorting van het veel frequentere local derby 'plaatselijke wedstrijd' [1914; OED].
Derby is de naam van een Engels graafschap. Edward Stanley, de twaalfde graaf van Derby, organiseerde in 1780 in Epsom paardenrennen die gingen behoren tot de belangrijkste van Groot-Brittanniƫ, en nog altijd Derby worden genoemd. Bij uitbreiding werd deze naam ook voor andere paardenrennen en wedstrijden gebruikt, maar dan altijd in combinatie met een extra bepaling, zoals French Derby [1890; OED] en air derby 'vliegwedstrijd' [1914; OED]. In de voetbalsport ontstond onder plaatselijke clubs de gewoonte elkaar in een local derby te treffen en in deze betekenis is het woord derby ook in het Nederlandse voetbaljargon terechtgekomen.
De Engelse uitspraak is met lange a, maar in het Nederlands wordt meestal een spellinguitspraak gehanteerd, dus /derbi/, of een Engelse spellinguitspraak /durbi/, met een eerste lettergreep als in Engels herb.


  naar boven