1.   kwispelen ww. 'heen en weer bewegen (van een staart)'
categorie:
geleed woord
Mnl. qwyspelen [1477; Teuth.]; vnnl. quispelen 'heen en weer bewegen (van een lichaamsdeel van dieren)' in quispelende met haer tonghe (gezegd van een slang) [1556; WNT], 'met een kwast heen en weer bewegen' in ende quispelt daerop ... Geleye 'strijk daarop gelei' [1599; WNT], 'heen en weer bewegen met een strafwerktuig, geselen' in Met ... quispelen van Roên 'Met het slaan van gesels' [1642; WNT], 'heen en weer bewegen' in 't quisp'len van een staert [1622; WNT], kwispelen 'kwispelstaarten' [1629; WNT].
Afleiding van kwispel 'bundeltje dierenhaar of takjes, kwast', mnl. quespel 'sprenkelkwast' [1240; Bern.], met quispele 'met een bundel takken' [1265-70; CG II]; vnnl. quispel 'staart' [1599; Kil.]. Kwispel zelf moet een afleiding zijn van *kwisp- met het achtervoegsel -el, zie beitel.
*Kwisp- is volgens FvW verwant met Latijn vespex 'dicht struikgewas'; Sanskrit guṣpitá- 'samengevlochten'; afleidingen met -p van pie. *gwes- 'twijgen, loof'. Maar gezien de beperkte verspreiding binnen het West-Germaans gaat het hier eerder om een recent ontstane wortel. Het is moeilijk voorstelbaar dat os. quest 'bosje loof', ne. wisp 'strobundel, borstel', nno. visk 'id.' en on. visk, ohd. wisc, ne. w(h)isk 'bosje' elkaar niet beïnvloed hebben. De wortel pgm. *kwisp- lijkt dan te wijzen op contaminatie van *wisk- met *kwest-. Zie verder onder kwast 1.
De oorspr. betekenis is 'een kwast heen en weer bewegen', maar het woord werd algauw vooral gebruikt in de betekenis 'heen en weer bewegen van een lichaamsdeel (van een dier)'. Vanaf de 17e eeuw wordt kwispelen synoniem met kwispelstaarten. Andere betekenissen zijn inmiddels verouderd.
Fries: wispelje, wyspelje (en wispel-, wyspelsturtsje)


  naar boven