1.   kwintet zn. 'muziekstuk voor vijf musici'
categorie:
leenwoord
Nnl. eerst in de Italiaanse vorm quintetto "stuk voor vyf stemmen" [1772; Bouvink], dan quintet 'stuk voor vijf musici' in quartet en quintet 'stuk voor vier en stuk voor vijf musici' [1795; WNT], quintet, kwintet 'muziekensemble van vijf personen', vaak in samenstellingen, bijv. in met begeleiding van strijkkwintet [1881; Groene Amsterdammer], het Zweedsche zangerskwintet [1899; Archief Eemland]; 'vijftal' [1917; Kramers II].
Ontleend aan Italiaans quintetto [1760; TLF], verkleinvorm van quinto 'vijfde', van Latijn quīntus 'id.', rangtelwoord bij quinque 'vijf', verwant met vijf.
Fries: kwintet


  naar boven