1.   bovist zn. 'zwam (onder meer van het geslacht Bovista)'
categorie:
leenwoord
Mnl. bovjste 'spons' [1240; Bern.]; vnnl. bovist 'zwam' [1608; WNT]. Nnl. synoniemen zijn wolfsveest en pofbal.
Mogelijk is het woord aan het Middelhoogduits ontleend. Een oudere benaming voor de zwam is wolfsveest: vnnl. wolfs vest [1675; Sterkbeeck] en daarnaast ook Duits Wolfsfurz 'wolfsscheetje'; Vroegnieuwengels woolfes fistes (Puffesfistes are commonly called in Latine Lupi crepitus or Woolfes Fistes [1597; OED]); Frans vesse-de-loupe. Dit zijn allemaal samenstellingen van woorden voor 'wolf' en 'buikwind'. Het wolkje waarmee de bovist haar sporen laat gaan wanneer men erop trapt, deed blijkbaar aan een wind of veest denken. De botanische aanduiding Latijn lupi crepitus 'wolfswind' is later in geleerde kringen vervangen door Nieuwgrieks lukóperdon 'wolfsveest' [1700; Pfeifer], een samenstelling uit Grieks lúkos 'wolf' en pérdesthai 'winden laten'. Of de volksnaam wolfsveest een vertaling is uit het Neolatijn, of dat renaissancistische geleerden juist gebruik hebben gemaakt van het volkstaalwoord, is onduidelijk. De eerder geattesteerde, semantisch nauw verwante vorm Middelhoogduits vohenvist doet het laatste vermoeden.
De in Winkler Prins 1991 gegeven verklaring is niet geloofwaardig. Er zou sprake zijn van een afleiding van Latijn bōs 'rund' (genitief bovis) vanwege het feit dat de bovist alleen op weidegrond groeit en ze volgens het volksgeloof uit koeienmest ontstaat.
Vnhd. vohenvist [1450] (nhd. Bovist, Bofist), door dissimilatie ontstaan uit een samenstelling uit vohe 'wijfjesvos' en vist 'buikwind'; vne. puff-fis, puff-foist, puffes fistes [1597].
De betekenis 'spons' is wrsch. secundair en berust op gelijkenis in vorm. Dat dergelijke gevallen van betekenisoverdracht al vroeg voorkwamen, blijkt uit de Gotisch swamms 'spons', letterlijk 'zwam' (en ook nu nog Duits Schwamm 'spons').
Literatuur: F. van Sterkbeeck (1675) Theatrum Fungorum oft Toneel der Campernolien, Antwerpen


  naar boven