1.   bourgeois zn. 'burger (uit de bezittende klasse)'
categorie:
leenwoord
Mnl. bourgoys 'burger' [1450-75; Mak 1959]; nnl. bourgeois 'burger' [1855; Kramers].
Ontleend aan Frans bourgeois 'burger' onder invloed van het zn. bourg 'vestingstadje, marktplaats' (< Latijn burgus, zie burcht) uit eerder burgeis [ca. 1080; Rey] < middeleeuws Latijn burgensis 'burger, inwoner'.
Het woord is opnieuw ontleend in de 19e eeuw in het kader van de politieke theoriƫn na de Franse Revolutie. De oorspr. betekenis is (neutraal) 'burger', maar tegenwoordig komt het woord veel vaker in zijn afgeleide betekenis 'bekrompen, kleinburgerlijke geest' voor.


  naar boven