|
1. |
bokbier zn. 'bepaald soort bier' categorie: leenwoord, geoniem, volksetymologie in brontaal Nnl. bockbier [1886; Kramers], bock(bier) 'zoet Duits bier' [1898; Dale], vernederlandst tot bokbier. Ontleend aan Duits Bockbier, oorspr. Einbecker of Eimbecker Bier, bier uit Einbeck (vroeger Eimbeck) in Neder-Saksen. Het bier bestaat sinds het begin van de 16e eeuw, maar wordt sinds de 17e eeuw ook in Beieren gebrouwen. Daar werd het in het lokale dialect Ambock-, Oanbock(bier). In de 19e eeuw wordt de biernaam verkort tot Bock, omdat Ein-, Oan- als onbepaald lidwoord opgevat werd (Beiers oan; Duits ein 'een'). Er werd een volksetymologisch verband gelegd met bok 'mannetjesgeit', onder andere omdat er meer biersoorten bestonden met dierennamen: Stehr 'stier', Geiss 'geit'. Literatuur: Sanders 1995 Fries: bokbier
|
naar boven
|