1.   glippen ww. 'uitglijden; vluchten; ontschieten'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Vnnl. glippen 'haastig vluchten, vermijden' [1588; Claes 1994a], eer ghij de pijl laat glippen 'voor gij de pijl laat wegschieten' [1610; WNT vergen 1], gingh met haer adem glippen 'ging er met haar adem vandoor' [1624; WNT vriezen], laet ick nochtans uw' Wet ... noyt glippen 'laat ik echter uw wet niet los' [ca. 1626; WNT wet I], konden gaan noch staan, maar gleeden, glipten, en vielen, als op een glad ys '... gleden uit en vielen ...' [1685; WNT nuttigen].
Mhd. glipfen '(uit)glijden' nnd. glippen; noordfri. glippa; de. glippe 'knipogen'; < pgm. *glippan- 'glijden'. Hierbij ook mnl. glippe 'reet, spleet'. Een pgm. wortelvariant *glīp- is te vinden in mhd. glīfen 'schuin zijn', nzw. glīpa 'open zijn', nno. (dial.) glīp(a) 'opening'. De betekenis 'spleet' is dan ontstaan bij nauwe openingen. Pgm. *glipp-/*glīp- houden verband met pgm. *glupp-/*glūp-, waarbij gewestelijk glop 'nauwe doorgang, steeg', zie ook gleuf en gluipen. De uiteindelijke herkomst van deze woorden is niet duidelijk.
Er zijn geen zekere verwanten buiten het Germaans. De variatie in stamvormen (ipp, īp, upp, ūp, eventueel ub bij gleuf) wijzen sterk in de richting van ontlening aan een substraattaal. Geminaten als -pp- zijn in het Proto-Germaans uiterst zeldzaam. Lühr overweegt om het zeldzame geminaat pgm. *-pp- te verklaren uit *-pn- en zo *glip- te verbinden met Proto-Slavisch *glip- 'een blik werpen' als in Russisch (vero.) glipát' 'kijken', Oekraïens hlýpaty 'knipogen, mat kijken', hlýpnuty 'een blik werpen'; dan kunnen de Germaanse en Slavische woorden teruggaan op pie. *ghlip- of op een substraatwoord van die vorm. De beperkte verspreiding van *glip- binnen het Slavisch wekt echter twijfels over het pre-Slavische karakter van deze wortel. De overeenkomst in betekenis met 'knipogen' in Deens glippe kan op latere Slavische ontlening uit het Noord-Germaans wijzen, hoewel deze mogelijkheid door de modernere etymologische woordenboeken van het Slavisch afgewezen wordt.
Literatuur: R. Lühr (1988), Expressivität und Lautgesetz im Germanischen, Heidelberg, 355
Fries: útglide; glûpe


  naar boven