91.   genocide zn. 'volkenmoord'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. genocide "soortmoord, rasmoord" [1950; van Dale].
Internationaal neologisme, in 1944 geïntroduceerd als Amerikaans-Engels genocide 'id.' door de Amerikaanse jurist Raphael Lemkin (1900-1959) als term voor de uitroeiing van de Joden door de nazi's, op basis van Grieks génos 'geslacht', zie kunne en het achtervoegsel -cide 'doder, het doden' zoals in herbicide.
92.   geologie zn. 'aardwetenschap in engere zin, aardkunde'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. in de boektitel Geologie, of Verhandeling over de vorming en vervorming der Aarde (W. Bilderdijk) [1813; WNT Aanv.], de geologie, alias, kennis der aard [1859; WNT alias I].
Internationale geleerde woordschepping, Nieuw Latijn geologia 'aardwetenschap' [1657; Rey], ook al middeleeuws Latijn geologia 'niet-theologische wetenschappen' [1345; Rey], samengesteld uit Grieks gẽ 'aarde, land, grond' en -logíā 'kennis, kunde' bij het werkwoord légein 'spreken, vertellen', zie -logie. De Nederlandse vorm is mogelijk ontleend aan Engels geology 'aardwetenschap' [1735; OED] of Frans géologie 'id.' [1751; Rey]. Zie ook geografie.
De term geologia werd in 1345 door de Engelsman Richard de Bury (1287-1345) voor het eerst gebruikt in de betekenis 'wetenschap van aardse (= niet-theologische) zaken', te weten rechtswetenschap. In 1657 schrijft de Noor M.P. Escholt (1610-1669) een verhandeling in het Neolatijn, getiteld Geologia Norwegica, waarna geologia met daaruit in diverse talen ontstane vormen langzamerhand de wetenschappelijke term voor aardwetenschap wordt. Werken in het Engels en ook in het Italiaans hebben tot de inburgering van de term bijgedragen. Eind 18e tot midden 19e eeuw werd ook wel de term geognosie gebruikt, met als tweede lid Grieks gnōsis 'kennis, het weten', zie gnosis.
93.   geoniem zn. 'woord dat teruggaat op een geografische naam'
categorie:
geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. geoniem 'woord afgeleid van geografische naam' [ca. 1990], geoniemen 'woorden afgeleid van plaatsnamen' [1994; NRC].
Een uitsluitend in het Nederlands voorkomende term, in 1990 bedacht door de neerlandicus Robert-Henk Zuidinga, naar analogie van de internationale term eponiem, en gevormd op basis van Grieks gẽ 'aarde, land, grond', zie geografie, en ónuma, ónoma 'naam', zie naam.
Een publicatie van Robert-Henk Zuidinga, getiteld Flamenco komt van Vlaanderen, of hoe de geografie de Nederlandse woordenschat verrijkt, was door uitgeverij Thomas Rap aangekondigd voor 1992, maar het boek is nooit verschenen. Over woorden die zijn afgeleid van namen, zowel van eigennamen als van geografische namen, waren in 1900, 1904 en 1906 in Taal en Letteren al drie artikelen verschenen van de hand van C.A. Nauta. Uiteindelijk verscheen in 1995 het Geoniemenwoordenboek van Ewoud Sanders, waarna het woord geoniem ingeburgerd raakte.
Literatuur: Sanders 1995, 7
94.   geriatrie zn. 'geneeskundige ouderdomszorg'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. geriatrie met verwijzing naar gerontologie "leer der verzorging van ouden van dagen" [1949; Pinkhof], geriatrie 'leer der ouderdomsziekten' [1952; Kramers II].
Internationaal wetenschappelijk neologisme (vergelijk Frans gériatrie [1915; Rey], Duits Geriatrie), geïntroduceerd door de Amerikaanse arts Ignatz Leo Nascher (1863-1944) in de Engelse vorm geriatrics [1909; OED] en gevormd op basis van Grieks gẽras 'ouderdom', gérōn 'oude man', zie gerontologie, en -iātreíā 'behandeling', bij het werkwoord iãsthai 'behandelen, genezen', waarvan de verdere herkomst onbekend is.
95.   glycerine zn. 'stroperige vloeistof uit vetten'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. glycirrhine "oliezoet" [1831; WNT Aanv.], 'bestanddeel van vet' in de glycerine, die met het vetzuur verbonden het natuurlijke vet vormde [1864; WNT Aanv.], 'conserveringsmiddel' in vrij van ... glycerine en andere conserveeringsmiddelen [1887; Groene Amsterdammer], 'smeermiddel, zachtmakend middel' in dat glycerinezeep ten minste 10 pct. glycerine moet bevatten [1901; NRC], pharmaceutische preparaten waaraan glycerine wordt toegevoegd [1902; Vaderland].
Internationale scheikundige term, in 1823 gevormd door de Franse chemicus Michel Eugène Chevreul (1786-1889) op basis van Grieks glukerós 'zoet', afgeleid van glukús 'zoet, gesuikerd', zie glucose, met het achtervoegsel -ine waarmee chemische verbindingen worden aangeduid, zoals in cocaïne (zie coca), dioxine, etc.
glycerol zn. 'stroperige vloeistof uit olie of vet (C3H8O3)'. Nnl. de driewaardige alkohol glycerine (propraantriol of glycerol) [1934; Bokhorst], harde zeep kan men transparant maken door glycerol als vulmiddel toe te voegen [1953; WNT transparant I]. Dezelfde stof als glycerine. Net zoals bij cholesterol werd de uitgang -ine in de tweede helft van de 19e eeuw vervangen door -ol, toen de chemische verbinding als alcohol herkend werd; glycerol werd de officiële scheikundige naam, in het gewone spraakgebruik wordt de term glycerine meer gehanteerd.
Literatuur: S.C. Bokhorst (1934), Leerboek der Scheikunde, Groningen, deel III, 44
96.   goniometrie zn. 'hoekmeetkunde'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. goniometrie of de meetkunst der hoeken [1810; WNT Aanv.].
Internationale wiskundige term, in 1724 door de Franse wiskundige Thomas Fantet de Lagny (1660-1734) gevormd op basis van Grieks gōníā 'hoek', verwant met gónu 'knie', dat overeenkomt met knie, met het achtervoegsel -metrie 'meetkunst, meetkunde', ontleend aan Grieks -metríā, 'handeling / proces van het meten', afleiding van metreĩn 'meten', zie meter 1.
In schooltaal vaak afgekort tot gonio, bijv. in die vijf voor meetkunde en goneo dank ik jou [1922; WNT Aanv. gonio].
Fries: goniometry
97.   grafiet zn. 'vorm van zuivere koolstof'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. koolstof komt in de natuur voor (als ...) graphit en anthracit ... [1831; WNT Aanv.], graphiet "potlooderts, zwart teekenkrijt, een brandbaar mineraal, eene verscheidenheid der koolstof, verontreinigd door toevallige inmengselen van ijzerhoudende aarde" [1847; Kramers], grafiet voor het poetsen van ijzerwerk, voor het smeren van machinedelen ter vermindering der wrijving [1869; WNT Aanv.].
Internationale wetenschappelijke term uit Hoogduits Graphit, in 1789 gevormd door de Duitse geoloog en mineraloog Abraham Gottlob Werner (1749-1817) op basis van Grieks gráphein 'schrijven', zie -grafie, vanwege de toepassing van het mineraal in schrijf- en tekenstiften.
98.   grafologie zn. 'handschriftkunde'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. graphologie 'de kunst om de mensen uit hun handschrift te leren kennen' [1886; Kramers].
Internationale term, rond 1868 en 1877 gevormd door de Franse abt Jean-Hippolyte Michon (1806-1881), uit Grieks gráphein 'schrijven', zie -grafie en Grieks -logiā 'studie, onderzoek', zie -logie. In het Nederlands wrsch. ontleend uit het Frans.
De grafologie houdt zich bezig met het bepalen van iemands aanleg en karaktereigenschappen door bestudering van zijn handschrift.
grafoloog zn. 'handschriftkundige'. Nnl. grapholoog 'schriftkundige, die uit iemands handschrift zijn karakter weet te bepalen' [1896; Woordenschat], de grafoloog van het Gerechtelijke Laboratorium 'forensisch schriftexpert, iemand die handschriften of handtekeningen bestudeert op overeenkomsten of echtheid' [1998; Volkskrant].
99.   grammofoon zn. 'platenspeler'
categorie:
leenwoord, merknaam, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. phonografen en grammophonen 'apparaten die geluid kunnen opnemen en weergeven' [1894; WNT Aanv.], gramophonen gierden en galmden [1912; WNT Aanv.].
Internationaal woord, ontleend aan Engels gramophone, oorspronkelijk een merknaam voor een apparaat, waarmee geluid wordt afgespeeld dat is vastgelegd op een plaat, in 1887 uitgevonden en gedeponeerd door de in Duitsland geboren Amerikaan Emile Berliner (1851-1929). De naam gramophone is wrsch. gevormd door omzetting van de samenstellende delen van het woord phonogram 'opname gemaakt door een phonograph'. De naam phonograph was in 1863 bedacht voor een apparaat dat de muziek van toetsinstrumenten kon registreren en werd in 1877 toegepast op de uitvinding van Thomas Edison waarmee geluid op een wasrol kon worden vastgelegd en afgespeeld (OED). Phonogram is gevormd uit Grieks phōnḗ 'klank', zie fonetisch, en het element -gram 'het geschrevene' (bij Grieks gráphein 'schrijven', zie -grafie).
100.   granuleren ww. 'korrelig worden of maken'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Vnnl. omdat het koel roet ... granuleert, dat is te segghen, tot kleyne bollekens verstyft 'omdat het koude (kaars)vet granuleert, d.w.z. stolt tot kleine bolletjes' [1624; WNT Aanv.]; nnl. gegranuleerde kalkspaath 'korrelig gemaakte kalkspaat' [1780; WNT Aanv. gegranuleerd], granuleren of greineren 'korrelen, korrelig maken, in korreltjes veranderen' [1847; Kramers], granuleren 'natuurlijk genezen van een wond' (= d.m.v. het ontstaan van korrelig weefsel) [1912; Kramers].
Internationale wetenschappelijke term, bedacht als granulieren door de Zwitserse arts en alchemist Paracelsus (1493-1541) als term in de metallurgie, op basis van Laatlatijn granulus 'korreltje', verkleinwoord van Latijn grēnum 'korrel', zie graan. Het is niet duidelijk of granuleren rechtstreeks aan het Duits is ontleend of via Frans granuler 'korrelig maken' [1611; Rey].
granulaat zn. 'korrelige massa, product van granuleren'. Nnl. granulaat 'gekorreld product' [1954; WNT Aanv.]. Afleiding van granulatie in de technische betekenis 'het doen veranderen in korrels'.

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven