1.   taco zn. 'Mexicaanse maispannenkoek'
categorie:
leenwoord, klankwoord, etymologie in brontaal onbekend
Nnl. taco 'maispannenkoek' in Amerikaanse eettentjes met hamburgers, hot dogs en taco's [1981; Soester Courant], pannekoeken ... taco's en enchilada's [1985; Leeuwarder Courant], taco 'Mexicaanse maispannenkoek met vlees, kruiden. e.d.' [1992; Van Dale].
Ontleend aan Mexicaans-Spaans taco 'maispannenkoek met vleesvulling', een Mexicaanse toepassing van Spaans taco 'hapje, tussendoortje', een overdrachtelijke betekenis van 'prop, stop, plug' [1607; Corominas], van verder onduidelijke herkomst, mogelijk een klanknabootsend woord naar het geluid "tak!" van een klap op een plug of spijker (Corominas).
Fries: tako


  naar boven