1.   tackelen ww. 'beentje lichten'
categorie:
leenwoord
Nnl. tackelen 'door lichamelijk contact van de bal afzetten (bij rugby)' in Moet [een rugbyspeler] tackelen (doen vallen) dan moet hij moed toonen door armen of handen te gebruiken, beentje lichten mag niet [1912; NRC], 'id. (bij voetbal)' in hun manier om onze spelers telkenmale te tackelen was een onoverkomenlijke hinderpaal [1920; NRC], ook in de vorm tacklen [1936; Zierikzeesche Nieuwsbode].
Als sportterm ontleend aan Engels tackle 'stoppen van een tegenstander, onderuithalen (o.a. bij rugby of voetbal)' [1884; OED], een specifieke betekenis van 'aanpakken (een persoon, een probleem e.d.), onder handen nemen', die zelf overdrachtelijk is ontstaan bij algemeen '(een schip of paard) uitrusten, zeil- of rijklaar maken', afgeleid van het zn. tackle 'uitrusting', zie takel.
Fries: tackelje


  naar boven